Voor een goed gesprek met je kind moet je echt even geduld hebben. Tot een maand of vier communiceert een baby vooral door te huilen, afgewisseld met een enkele ‘aaaa’ of ‘uuu’. De meeste kinderen gaan pas zinnetjes maken als ze de anderhalf gepasseerd zijn. De leukste kinderboeken vind je hier>>
De taalontwikkeling op een rijtje
Met behulp van ontwikkelingspsycholoog Dr. Ewald Vervaet is onderstaand overzicht van de taalontwikkeling van nul tot 3 jaar tot stand gekomen. Hij doet onderzoek naar de psychologische ontwikkeling bij jonge kinderen en is docent aan verschillende instellingen, zoals Academie Gradatim en de volksuniversiteiten van Amsterdam en Rotterdam.
Van nul tot ongeveer 4 maanden:
In de eerste weken van zijn bestaan communiceert je kind vooral door te huilen. Als hij honger heeft of een vieze luier, kan hij dat alleen maar duidelijk maken door een keel op te zetten. Na verloop van tijd gaat hij ook andere klinkerachtige geluiden maken. Daar zit nog geen systematiek in.
Van 4 maanden tot een jaar:
In deze fase gaat je kind brabbelen. ‘Sprak’ hij eerst alleen in klinkers, nu komen daar medeklinkers bij. Naarmate hij ouder wordt, wordt zijn repertoire klanken steeds groter, maar ook de combinatie van klanken.
Van een jaar tot ongeveer anderhalf:
Je kind gaat variëren op wat hij zichzelf heeft aangeleerd. Vervolgens treedt hij buiten zijn eigen ‘comfort zone’ en gaat ook geluiden nabootsen die nog niet tot zijn repertoire behoorden. Hij brabbelt steeds meer en ‘praat’ ook in zichzelf tijdens het spelen. Daarnaast gaat hij wijzen naar mensen en voorwerpen, zonder ze te benoemen. Aan het einde van deze fase begrijpt hij zo’n zeventig woorden.
Van anderhalf tot ruimt twee jaar:
In deze fase kan je kind alle klanken produceren. De woordenschatexplosie begint. Je kind maakt eerst zinnen van een woord en breidt dat in deze periode uit naar zinnen met twee of drie woorden. Je kind heeft duidelijk honger naar nieuwe woorden. De ‘is dat-vraag’ komt in deze fase veel langs. Aan het einde heeft je kind een woordenschat van gemiddeld driehonderd woorden. Woorden die beginnen met een dubbele medeklinker zijn nog een beetje lastig. ‘Stoel’ wordt daarom ‘toel’ en ‘slapen’ wordt ‘lapen’. In deze fase gaat hij ook zijn eigen naam gebruiken.
Van ruim twee jaar tot ongeveer drie:
Je kind gaat langere zinnen maken, waarin niet alleen meer in de ik-vorm, maar ook in de jij-vorm gesproken wordt. Hij stelt veel wat- en wie-vragen.