hormonen tijdens de zwangerschap
 

‘Met een solomoeder is een kind niet slechter af’

Met of zonder vader: voor de ontwikkeling en de kwaliteit van leven maakt het voor het kind niet uit. Dat stelt Anne Brewaeys, psycholoog en onderzoeker naar niet-traditionele gezinsvormen, naar aanleiding van het nieuws dat onder meer het Radboudumc Nijmegen alleenstaande vrouwen met een kinderwens een ivf-behandeling weigerden. Zij deelde haar opinie in De Volkskrant:

“Solovrouwen met een kinderwens kregen de afgelopen dagen veel aandacht in de media. Centraal stond de vraag of het bewust kiezen voor alleenstaand moederschap moreel gerechtvaardigd is. Dienen fertiliteitsartsen hun verzoek wel of niet te honoreren?

Bepalend in de discussies was de onderhuidse morele overtuiging dat kinderen alleen dienen op te groeien in een heteroseksueel twee-oudergezin. Veelal afwezig was empirisch onderbouwde kennis over deze gezinsvorm. Wat leren ons de resultaten van wetenschappelijk onderzoek over solomoederschap?

Wie zijn deze (kandidaat)solomoeders? Kloppen de veelgehoorde aannamen dat deze vrouwen problemen hebben met het vinden (of behouden) van een man, dat ze uitsluitend met hun carrière en zichzelf bezig zijn en dat ze psychisch labiel zijn?

Persoonlijk falen

Kiezen voor solomoederschap is dus geen gevolg van persoonlijk falen, het is een maatschappelijk fenomeen. Nederlandse data die ik heb verzameld onder negentig kandidaat solomoeders bij het Medisch Centrum Kinderwens spreken dit tegen. Vrouwen die via een spermadonor een kind wensen, leggen een lang en doordacht traject af waarin ze hun oorspronkelijk verlangen naar een kind samen met een man hebben ingeruild voor een plan B.

Zij zijn vaak hoogopgeleid, hadden betekenisvolle partnerrelaties in het verleden, beschikken over een uitgebreid sociaal en familienetwerk en functioneren prima in de belangrijkste levensdomeinen. Hun vruchtbaarheidsklok tikt echter gestaag door en wachten op een geschikte partner is een te groot risico. Deze resultaten zijn geheel in lijn met soortgelijke buitenlandse studies.

Kiezen voor solomoederschap is dus geen gevolg van persoonlijk falen, het is een maatschappelijk fenomeen. Vaak rijst de vraag: ‘Kan een kind opgroeien zonder vader?’ Deze bedenking was al eerder aan de orde bij de opkomst van het lesbisch ouderschap in het begin van de jaren jachtig van de voorbije eeuw.

Onderzoek
Dertig jaar later, na meer dan honderd wetenschappelijke studies uit diverse landen, met kinderen gevolgd tot in de volwassenheid, weten we dat lesbische moeders hun kinderen adequaat opvoeden. Als er al verschillen werden gevonden met gezinnen met twee hetero-ouders, was dat in het voordeel van de twee moeders. Het kan dus zonder vaderfiguur. Lesbisch ouderschap is ondertussen maatschappelijk aanvaard en juridisch goed geregeld. Voor solomoeders is deze weg nog niet gebaand.

Een ander veelgehoord argument is dat alleen opvoeden moeilijker blijkt dan met twee. Niemand zal hier aan twijfelen, ook de solomoeders zelf niet. Dat is de reden waarom ze veel investeren in belangrijke derden die een actieve bijdrage kunnen leveren aan hun gezinsomgeving.

Een recent overzicht van de beschikbare empirische studies naar solomoederschap laat zien dat de meerderheid hier ook in slaagt. Susan Golombok, hoogleraar in Cambridge en ‘s werelds pionier in onderzoek naar niet-traditionele gezinsvormen, vat de twintig tot dusver verrichte studies samen: kinderen van bewust alleenstaande moeders verschillen niet van kinderen uit twee oudergezinnen. Hun emotionele, sociale ontwikkeling, hun kwaliteit van leven, hun schoolprestaties lopen gelijk met die van kinderen met een vader. Volwassen kinderen van solomoeders rapporteren zelfs betere relaties met hun moeder.

Zelf het pad uitstippelen
Het gaat hier dus over vrouwen die volstrekt in staat zijn hun pad zelf uit te stippelen. Wel zijn ze gebaat bij correcte en uitgebreide informatie over alle aspecten van deze nieuwe gezinsvorm.

Het hierboven geschetste beeld maakt ook meteen duidelijk dat het standaard screenen van deze groep op moederlijke vaardigheden en/of psychische stabiliteit een vorm van discriminatie is. Dat doet men immers ook niet bij de heterogezinnen die beroep doen op een donor. En een a-prioriweigering door een fertiliteitskliniek is sowieso niet meer van deze tijd. Bovendien verhult het de opvatting onder sommige deskundigen dat het heteroseksuele twee-ouderschap de enige standaard is.”

Bron: De Volkskrant